juli 15, 2013 · door jcfrancken · in onderzoek.
In mijn onderzoek houd ik mij bezig met spraak en gebaren. Op welke manier ondersteunen handgebaren spraakproductie en het begrijpen van gesproken woorden? Ook ben ik geïnteresseerd in de verschillen tussen mensen bij het maken van gebaren. Ik onderzoek deze vragen vanuit verschillende perspectieven, zoals een psychologisch perspectief, een taalkundig perspectief en een sociaal perspectief. Ook kijken we naar de invloed van persoonlijkheidskenmerken en het inlevingsvermogen op het maken van gebaren tijdens het spreken.
Een belangrijke vraag is hoe gebaren en spraak gecoördineerd worden: we maken immers allerlei gebaren tijdens het spreken!
Italianen staan bekend om hun handgebaren. Hier een voorbeeld van oude Napolitaanse gebaren. Van links naar rechts: geld, het verleden, bevestiging, stom, goed, wacht even, achteruit lopen, stelen, hoorns, vragen. Hierover bestaan verschillende ideeën. Een hiervan is de ‘interactieve’ theorie. Volgens deze theorie is er bij de gelijktijdige productie van spraak en gebaren sprake van continue informatie-uitwisseling tussen de systemen in de hersenen die betrokken zijn bij spraak en gebaren. Deze continue informatie-uitwisseling vindt plaats tijdens het plannen én uitvoeren van spraak en gebaren. Volgens een alternatieve theorie daarentegen vindt de uitwisseling van informatie alleen plaats voordat het gebaar of het spreken begint. Het spraak- en gebaarsysteem werken onafhankelijk van elkaar zodra de uitvoering van gebaar of spraak begonnen is. Om te onderzoeken voor welk van de twee theorieën empirisch bewijs te vinden is, maak ik gebruik van Virtual Reality en speciale technieken die beweging van de handen registreren. Proefpersonen kregen een taak waarbij ze moesten spreken en gebaren maken. Tijdens de taak werd het spraak- of gebarensysteem onderbroken nadat een proefpersoon was begonnen met een gebaar om te bekijken wat het effect hiervan was op het andere systeem. We vonden dat het onderbreken van het uitvoeren van gebaren ervoor zorgt dat sprekers later beginnen met spreken. Andersom zorgt het onderbreken van het spreken ervoor dat de sprekers later beginnen met het maken gebaren. Dit gebeurde zelfs als het spreken of de beweging in een late fase onderbroken werd.Onze resultaten laten zien dat de ‘interactieve’ theorie het meest aannemelijk is: gedurende de gehele periode waarin we spreken en ondersteunende handgebaren maken – en dus niet alleen in het begin – worden deze twee systemen op elkaar afgestemd.
Mingyuan Chu
als post-doc werkzaam in het Neurobiology of Language department van Peter Hagoor.